Het proces van Geert Wilders en de uitspraak van de Hoge Raad

Vanmiddag deelde de Hoge Raad de genadeklap voor Geert Wilders uit. Met een hamer, zogezegd. Na 5 jaar is er een definitieve beslissing gekomen in de ‘minder-minder’-zaak. De HR laat de beslissing van het Gerechtshof Den Haag in stand [ECLI:NL:HR:2021:1036]. Wat betekent dat precies?

In 2016 moest de Rechtbank Den Haag oordelen of de ‘minder-minder’-uitspraak en een eerdere uitspraak van Wilders op de markt onder groepsbelediging en/of aanzetten tot haat vielen. De uitspraken op de markt werden niet bewezen verklaard dus daar volgde vrijspraak voor. Voor de ‘minder-minder-uitspraak’ werd Wilders voor groepsbelediging én aanzetten tot haat veroordeeld. Hij kreeg alleen geen straf. Vanwege de bijzondere omstandigheden vond de rechtbank de bewezenverklaring al genoeg (art. 9a Sr).

Na een toegewezen wraking van het Gerechtshof Den Haag moesten de nieuwe raadsheren dezelfde vraag als de rechtbank beantwoorden. Is er sprake van groepsbelediging en/of aanzetten tot haat? In 2020 oordeelde het hof dat van groepsbelediging wel sprake was, maar van aanzetten tot haat niet. Gedeeltelijke vrijspraak dus. Wederom volgde een schuldigverklaring zonder straf.

En toen was de HR aan de beurt. In een eerdere blog legde ik al uit wat de HR doet, maar ik herhaal het nog even kort. De rechtbank en het gerechtshof kijken feitelijk, ofwel inhoudelijk, naar een zaak. Alles wordt opnieuw behandeld. Bij de HR wordt alleen gekeken of het recht goed is toegepast en of procedures goed zijn nageleefd. Is dat het geval, dan is dat het laatste station. Is dat niet het geval, dan mag het gerechtshof het nogmaals proberen.

In dit geval kwam vandaag een einde aan de trilogie, want de HR is het met het hof eens. De HR laat het arrest (uitspraak door het hof) in stand. De uitspraken van Wilders waren onnodig kwetsend en zochten de grenzen van de wet op (vrijheid van meningsuiting). Ook een politicus moet zich immers aan de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat, zoals de eerbiediging van grondrechten, houden. Het gerechtshof heeft, volgens de hoogste rechter, het recht dus goed toegepast.